Operation Manual
14
De eXplorist heeft drie navigatieschermen en een Satellietstatusscherm. Deze schermen worden één voor één
opgeroepen met de knop NAV. Alle schermen bevatten dezelfde informatie, alleen op verschillende manieren
gepresenteerd. U kiest het scherm dat het best bij uw toepassing past.
Tip: Met de toets ESC bladert u ook door de navigatieschermen, net als met de knop NAV, maar dan in
omgekeerde richting.
Het eerste en meest gebruikte scherm is de schermkaart. De schermkaart geeft uw positie weer, samen met
POI’s (bezienswaardigheden) en de achtergrondgegevens voor het betreffende gebied.
Belangrijkste functies van de schermkaart:
• Met de knoppen Inzoomen en Uitzoomen wijzigt u de schaal.
• De pijlcursor in het midden van het scherm geeft uw positie aan en de richting waarin u zich
voortbeweegt.
• Druk op MARK om uw positie op te slaan.
• Met de joystick verplaatst u de cursor. De pijlcursor verandert dan in een draadkruiscursor en
beschikbare gegevens over de cursorpositie worden onderin het scherm weergegeven. U kunt de
positie van de draadkruiscursor ook opslaan als POI door op de knop MARK te drukken.
• Druk op ESC als u klaar bent met het verplaatsen van de cursor. Nu wordt uw huidige positie door de
cursor weergegeven.
• Druk op MENU en kies MapinfoUIT of Toon Mapinfo om de gegevensvelden onderin het scherm
respectievelijk uit of in te schakelen.
• Druk op MENU en kies Pag. aanpassen om de weergegeven informatie onderin het scherm aan te
passen.
• Druk op MENU en kies Kaartconfiguratie om de oriëntatie van het scherm en/of de primaire
toepassing (land of marine) te wijzigen.
Navigatieschermen openen
Schermkaart
NAV
ESC
NAV
ESC
NAV
ESC
NAV
ESC
Navigatieschermen