Operation Manual

861
7-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Waarschuwingsmelding bij ingeschakelde adaptieve cruise control
(indien aanwezig)
Onder de volgende omstandigheden wordt de waarschuwingsmelding mogelijk
niet weergegeven, ook niet als de afstand tot de voorligger afneemt:
Wanneer uw auto en de voorligger met dezelfde snelheid rijden of als de voorlig-
ger sneller rijdt dan uw auto
Als de voorligger extreem langzaam rijdt
Onmiddellijk nadat de cruise control-snelheid is ingesteld
Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
De Lane Departure Warning-functie van het Lane Keeping Assist-systeem
(indien aanwezig)
Onder de volgende omstandigheden wordt er geen waarschuwingsmelding weer-
gegeven, ook al wordt er over een rijstrookmarkering gereden:
Wanneer de rijsnelheid afwijkt van het werkingsgebied van de LKA-systeemfunc-
ties.
Wanneer de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend
Wanneer het stuurwiel zo ver wordt gedraaid dat de auto van rijstrook wisselt.
Waarschuwingslampjes systeem
Het centrale waarschuwingslampje gaat in de volgende gevallen niet branden of
knipperen. In plaats daarvan gaat een apart waarschuwingslampje van het systeem
branden of knipperen wanneer de melding op het multi-informatiedisplay verschijnt.
Storing in het remsysteem
Het waarschuwingslampje van het remsysteem (rood) gaat branden. (Blz. 851)
Storing in het regeneratieve remsysteem, het elektronisch geregelde remsysteem
of de elektrisch bedienbare parkeerrem
Het waarschuwingslampje van het remsysteem (geel) gaat branden. (Blz. 853)
Storing in de ABS
Het waarschuwingslampje ABS gaat branden. (Blz. 852)
Storing in het laadsysteem
Het laadstroomcontrolelampje gaat branden. (Blz. 852)
Geeft aan dat een portier of de achterklep niet geheel gesloten is
Het waarschuwingslampje open portier/achterklep gaat branden. (Blz. 854)
Hoge koelvloeistoftemperatuur
De naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter komt in het rode gebied.
(Blz. 907)