Operation Manual
466
5-3. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
Met airconditioning achter
Als u de aanjagersnelheid wilt aanpassen, drukt u op om de
aanjagersnelheid te verhogen of om de aanjagersnelheid te
verlagen of selecteert u op op het bedieningsscherm om de aan-
jagersnelheid te verhogen of om de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de toets om de aanjager uit te schakelen.
Als u de temperatuurinstelling wilt aanpassen, drukt u op of
selecteert u op het bedieningsscherm om de temperatuur te verho-
gen en drukt u op of selecteert u om de temperatuur te ver-
lagen.
Telkens als u de toets 4-ZONE kiest, schakelt het airconditioningssysteem tussen
de gescheiden en gemeenschappelijke regeling.
Als 4-ZONE wordt geselecteerd (het controlelampje van de toets 4-ZONE gaat
branden) of als er op de toets voor de temperatuurregeling aan passagierszijde
wordt gedrukt, kan de temperatuur van de bestuurderstoel, voorpassagierstoel
en de achterstoelen (Blz. 478) afzonderlijk worden geregeld.
Als de stoelklimaatregelingen worden ingesteld op de modus AUTO, wordt het
systeem automatisch bediend aan de hand van de ingestelde temperatuur, de
buitentemperatuur, enz.
Als u de luchtcirculatie wilt wijzi-
gen, drukt u op of selec-
teert u een luchtcirculatietoets.
Linker voorstoel
Rechter voorstoel
De uitstroomopeningen voor de
bestuurder en voor de voorpassa-
gier kunnen afzonderlijk worden
ingesteld.
1
2
3
1
2