Operation Manual
411
4-6. Rijtips
4
Rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende handelingen uit:
● Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en zet de rui-
tenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn.
● Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste werking van de aanja-
ger van het airconditioningsysteem.
● Controleer of er sprake is van ijs- of sneeuwophopingen op de verlich-
ting aan de buitenzijde, op het dak, op het chassis, rond de banden of
op de remmen, en verwijder deze indien dat het geval is.
● Verwijder sneeuw en modder van de onderzijde van uw schoenen
voordat u in de auto stapt.
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd afstand tot uw voorganger en pas
de snelheid aan aan de conditie van de weg.
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P, maar activeer de par-
keerrem niet. De parkeerrem kan vastvriezen en bij het deactiveren niet
vrij komen. Blokkeer de wielen indien nodig, om wegglijden of kruipen te
voorkomen.
Voordat u met de auto gaat rijden
Tijdens het rijden
Bij het parkeren