Operation Manual
397
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■ De Blind Spot Monitor werkt wanneer
De hoofdschakelaar BSM is ingeschakeld en de rijsnelheid hoger is dan ongeveer
16 km/h.
■ De Blind Spot Monitor signaleert een auto wanneer
● Een auto in een aangrenzende rijstrook uw auto inhaalt.
● Een andere auto binnen het detectiegebied komt wanneer deze van rijstrook wis-
selt.
■ Omstandigheden waaronder de Blind Spot Monitor een auto niet signaleert
De Blind Spot Monitor is niet ontworpen om de volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
● Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, enz.*
● Tegemoetkomende auto's
● Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare stilstaande
objecten
*
● Auto's achter u die op dezelfde rijstrook rijden*
● Auto's die 2 rijstroken van uw auto verwijderd zijn*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.