Operation Manual

386
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
Omgaan met de camerasensoren (indien aanwezig)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat het
Pre-Crash Safety-systeem effectief blijft functioneren:
Houd de voorruit te allen tijde schoon.
De doeltreffendheid van het Pre-Crash Safety-systeem kan beperkt worden
door regendruppels, condens, ijs of sneeuw op de voorruit.
Stel de camerasensor niet bloot aan krachtige schokken en neem de sensor niet
uit elkaar.
Wijzig de plaats van de camerasensor niet of verwijder de sensor niet om deze
vervolgens opnieuw te plaatsen. De richting van de camerasensor is nauwkeurig
afgesteld.
Wanneer de voorruit beslaat, gebruik dan de voorruitverwarming om de ruit te
ontwasemen.
Bij koud weer kan het gebruik van de verwarming waarbij warme lucht naar de
voeten stroomt ervoor zorgen dat het bovenste deel van de voorruit beslaat. Dit
heeft een negatief effect op de beelden.
Plaats geen voorwerpen op het dashboard.
Beelden die in de voorruit weerspiegelen, kunnen de doeltreffendheid van de
camerasensor beperken.
Houd de cameralens vrij van krassen of vuil.
Bevestig geen stickers of andere zaken op de voorruit in de buurt van de camera-
sensor.
Koplampen (auto's met camerasensoren)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat de
bijna-infrarode lichtbundel goed schijnt:
Houd de koplampen te allen tijde schoon.
De signalering kan verslechteren als het grootlicht verkeerd staat afgesteld of
defect is.
De nabij-infrarode lichtbronnen stralen krachtige energie uit die niet zichtbaar is.
Hoewel de lichtbronnen normaal gesproken worden uitgeschakeld wanneer de
auto stilstaat, dient u voor uw eigen veiligheid nooit in de koplampen te kijken.