Operation Manual
382
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■ Situaties waarin het Pre-Crash Safety-systeem niet goed werkt
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
● Op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
● Als een auto plotseling voor uw auto verschijnt, bijvoorbeeld op een kruising
● Als uw auto plotseling wordt gesneden, bijvoorbeeld wanneer u wordt ingehaald
● Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist en
sneeuw- of zandstormen
● Als de auto slipt wanneer het VSC-systeem niet in werking is
● Als de wagenhoogte extreem verandert
● Wanneer bij een frontale aanrijding slechts een deel van de voorzijde van uw auto
in botsing of in contact komt met een auto of een object
● Wanneer de radarsensor van positie verandert omdat de directe omgeving van de
sensor een hevige schok heeft gekregen
● Als er sprake is van een klein obstakel voor de auto
● Wanneer het systeem oordeelt dat de bestuurder heeft geprobeerd een aanrijding
te voorkomen met het gaspedaal, rempedaal of stuurwiel
■ Automatisch uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Als een storing optreedt waardoor de sensoren geen obstakels meer kunnen waar-
nemen, bijvoorbeeld doordat de sensor vuil is, wordt het Pre-Crash Safety-systeem
automatisch uitgeschakeld. Het systeem wordt in dit geval niet geactiveerd, zelfs niet
wanneer er kans op een aanrijding is.
■ Als er een storing in het systeem aanwezig is
Het waarschuwingslampje van het Pre-Crash Safety-systeem gaat knipperen en er
worden waarschuwingsmeldingen weergegeven.
(Blz. 853, 859)