Operation Manual
381
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■ Omstandigheden waaronder het systeem in werking zou kunnen treden, ook al is
er geen kans op een aanrijding
● Als er bij het begin van een bocht een obstakel naast de weg aanwezig is
● Als in een bocht een auto u tegemoetkomt
● Als u over een smalle ijzeren brug rijdt
● Als op de weg een metalen object aanwezig is
● Als u over een slecht wegdek rijdt
● Als een auto u tegemoetkomt wanneer u op een kruising linksaf slaat
● Als uw auto snel een voorligger nadert
● Als een viaduct/ongelijkvloerse kruising, verkeersbord, billboard of andere con-
structie zich direct in de lijn van de auto lijkt te bevinden
● Als er op een neerwaartse helling vóór de auto een metalen plaat in de weg aan-
wezig is
● Als bij het oprijden van een steile helling een billboard of andere metalen construc-
tie boven de weg zich direct in de lijn van de auto lijkt te bevinden
● Als u onder een viaduct doorrijdt
● Als de wagenhoogte extreem verandert
● Als u door bepaalde tolpoortjes rijdt
● Als u door een stoomwolk of rookwolk rijdt
● Wanneer de radarsensor van positie verandert omdat de directe omgeving van de
sensor een hevige schok heeft gekregen
Als het systeem in bovenstaande situaties geactiveerd wordt, is het mogelijk dat de
veiligheidsgordels snel aangetrokken worden en de remmen met meer kracht dan
normaal worden bediend. Als de veiligheidsgordel in aangetrokken positie geblok-
keerd is, breng dan de auto op een veilige plaats tot stilstand, doe de veiligheidsgor-
del los en doe hem daarna weer vast.
■ Obstakels die niet worden waargenomen
De radarsensor kan geen plastic obstakels zoals pylonen waarnemen. In sommige
gevallen neemt de sensor ook geen voetgangers, dieren, fietsen, motorfietsen,
bomen en sneeuwhopen waar.
■ De camerasensoren kunnen obstakels in de volgende gevallen niet signaleren:
● Er valt rechtstreeks fel (zon)licht op de camerasensoren.
● Slecht zicht vanwege slecht weer of andere oorzaken.
● De temperatuur van de sensor is extreem hoog.
● De koplampen worden bij duisternis niet ingeschakeld, zoals 's nachts of in een tun-
nel.