Operation Manual
347
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
Draai, als de auto stilstaat, het stuurwiel geheel naar links.
Draai het stuurwiel alleen bij stilstand.
Wanneer het scherm verandert, houd dan het stuurwiel in de actuele
stand en rijd achteruit.
Zorg ervoor dat u bij het achteruitrijden geen obstakels raakt. Rijd langzaam
achteruit.
Zet op het moment dat de auto evenwijdig staat met de weg of de
stoeprand het stuurwiel recht.
Controleer uw omgeving visueel en in de spiegel, rijd vervolgens
achteruit waarbij u de afstandslijnen als referentie gebruikt en stop.
Wanneer de auto ongeveer in het gewenste parkeervak staat, is de assistentie
bij fileparkeren voltooid.
●
Informatie modus fileparkeren
• Mogelijk wordt er geen begeleiding bij fileparkeren gegeven wan-
neer u heel langzaam achteruitrijdt.
• Als de bagageruimte wordt geopend, wordt de assistentie bij filepar-
keren halverwege onderbroken.
● Assistentie bij fileparkeren uitschakelen
Kies .
●
Als de melding “Stuurwiel te ver naar rechts gedraaid, terugkeren
a.u.b.” wordt weergegeven
Het stuurwiel is te ver gedraaid, waardoor het systeem niet kan werken.
Plaats het stuurwiel weer in de oorspronkelijke stand.
Als de melding wordt weergegeven voordat het kader over het
gewenste parkeervak is geplaatst, bevindt de auto zich waarschijnlijk te
ver van de stoeprand. Controleer of de afstand tussen uw auto en de
geparkeerde auto ongeveer 1 m is.
8
9
10