Operation Manual
289
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■ Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen onder-
broken:
● De werkelijke rijsnelheid zakt meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde rij-
snelheid.
In dit geval blijft de ingestelde snelheid niet bewaard.
● Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
● De VSC is geactiveerd.
● De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
● Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld door de toets VSC OFF in te druk-
ken.
■ Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling anders niet
goed werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs en plastic voorwerpen,
kunnen niet door de sensor worden gesignaleerd.)
De adaptieve cruise control wordt uitgeschakeld als er een belemmering wordt
gesignaleerd.
■ Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor adaptieve cruise control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan
te geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet
opletten. (Blz. 859)
Lenskap
Radarsensor
1
2