Operation Manual

285
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
In deze stand registreert een radarsensor of er binnen ongeveer
120 meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt
om de afstand tussen uw auto en de voorligger te berekenen.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange helling
afrijdt.
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste
afstand tot de voorligger kan ook worden ingesteld door de afstandsregeling te
bedienen.
Voorbeeld van deceleratie
Wanneer de voorligger langzamer rijdt dan de geprogrammeerde
snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de
snelheid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd,
schakelt het systeem het remsysteem in. Als het systeem de snelheid niet genoeg
kan verlagen om een veilige afstand tot de voorligger te creƫren, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Rijden met ingeschakelde afstandsregelmodus
1
2