Operation Manual
282
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Kleine wijziging: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Grote wijziging: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snelheid als
volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hendel
vastgehouden wordt
Bij de constante-snelheidsregeling (Blz. 287) wordt de ingestelde snelheid als
volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd tot-
dat de hendel wordt losgelaten
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2