Operation Manual

234
4-2. Rijprocedures
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje EV-modus
branden. Door in de EV-modus de
schakelaar in te drukken, wordt terug-
gekeerd naar normaal rijden (aandrij-
ving door de benzinemotor en de
elektromotor [tractiemotor]).
Omstandigheden waarin de EV-modus niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus mogelijk niet worden ingeschakeld. Als
de stand niet ingeschakeld kan worden, klinkt er een zoemer en verschijnt er een
melding op het multi-informatiedisplay.
De temperatuur van het hybridesysteem is te hoog.
De auto heeft lang in de zon gestaan of na het oprijden van een helling, het rijden
met hoge snelheid, enz.
De temperatuur van het hybridesysteem is te laag.
De auto heeft bijvoorbeeld lang in een omgeving met een temperatuur lager dan
0
C gestaan.
De benzinemotor is aan het opwarmen.
Het batterijpakket (tractiebatterij) is bijna leeg.
Het in de batterij resterende vermogen, aangegeven op de energiemonitor, is laag.
(Blz. 120)
De rijsnelheid is ongeveer 40 km/h of hoger.
Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een helling, enz.
De voorruitverwarming is ingeschakeld.
EV-modus
In de EV-modus wordt de auto aangedreven door de elektromotor
(tractiemotor), die zijn energie uit het batterijpakket (tractiebatterij)
haalt.
Deze modus is geschikt voor het 's nachts of in de vroege morgen door
woonwijken rijden of het rijden in een parkeergarage, enz. zonder dat u
zich zorgen hoeft te maken over geluidsoverlast of uitlaatgassen.