Operation Manual
191
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Zet het contact AAN.
Druk op toets 1, 2 of 3 om de
opgeslagen positie op te roepen.
■ Wanneer u het instellen van de uit het geheugen opgeroepen stoelpositie halver-
wege wilt onderbreken
Voer een van de volgende handelingen uit:
● Druk op de toets SET.
● Druk op de toets 1, 2 of 3.
Druk op de desbetreffende schakelaar om tijdens de verstelling naar de opgeslagen
positie de beweging van de stoel, het stuurwiel, de buitenspiegels of het schouder-
bevestigingspunt van de veiligheidsgordel afzonderlijk te onderbreken. Deze func-
ties kunt u na het onderbreken van het terugkeren naar de opgeslagen positie
handmatig in de gewenste stand zetten.
■ Beperkingen bij het oproepen van de stoelpositie van de voorpassagier
Auto's met een onderbeensteun voor de voorpassagier:
De opgeslagen positie wordt alleen geactiveerd als de verstelbare onderbeensteun
voor de voorpassagier hoger staat dan de opgeslagen positie. De onderbeensteun
gaat niet omhoog.
Auto's met comfortsysteem:
Als de wegklapbare tafel (uitvoeringen met 4 zitplaatsen) of de verstelbare onder-
beensteun in gebruik is, kan er geen opgeslagen positie worden opgeroepen waar-
bij de stoel in achterwaartse richting moet worden versteld.
■ Automatische verstelling onderbeensteun voorpassagier (indien aanwezig)
Als er een opgeslagen positie uit het geheugen wordt opgeroepen en de voorzijde
van de zitting het gebied rond het instrumentenpaneel raakt, wordt de onderbeens-
teun voor de voorpassagier automatisch opgeborgen.
Oproepen van de opgeslagen positie
1
2
3