Operation Manual
161
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
3
Bediening van elk onderdeel
De volgende functies kunnen worden in- of uitgeschakeld:
Raadpleeg Blz. 930 voor instructies voor het wijzigen van functies.
■ Systeem voor ontgrendeling bij aanrijdingen
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren ont-
grendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht van de
schok.
■ Sluitsysteem portieren
Wanneer het portier nog enigszins geopend is, zal het sluitsysteem dit automatisch
volledig sluiten.
● Het sluitsysteem voor de portieren werkt onafhankelijk van de stand van de start-
knop.
● Het sluitsysteem werkt niet als het portier is gesloten terwijl aan de portiergreep
aan de binnen- of buitenzijde werd getrokken.
● Het portier kan worden geopend door aan de portiergreep aan de binnen- of bui-
tenzijde te trekken, ook tijdens de werking van het sluitsysteem (behalve wanneer
de knop in de stand vergrendeld staat of het kinderslot is geactiveerd).
● Na het sluiten van het portier kan de elektromotor nog enkele seconden te horen
zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van
de portieren
Functie Werking
Functie koppeling van portiervergrende-
ling aan rijsnelheid
Alle portieren worden automatisch ver-
grendeld wanneer de rijsnelheid onge-
veer 20 km/h of hoger is.
Functie koppeling van stand selectiehen-
del aan portiervergrendeling
Alle portieren worden automatisch ver-
grendeld wanneer de selectiehendel in
een andere stand dan stand P wordt
gezet.
Functie koppeling van stand selectiehen-
del aan portierontgrendeling
Alle portieren worden automatisch ont-
grendeld wanneer de selectiehendel in
stand P wordt gezet.
Functie koppeling van portierontgrende-
ling aan bestuurdersportier
Alle portieren worden automatisch ont-
grendeld wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend.