Operation Manual

140
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Instellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met behulp van de instapfunctie en
de afstandsbediening worden ontgrendeld.
Zet het contact UIT.
Schakel de inbraaksensor en de hellingsensor uit om tijdens het veranderen van
de instellingen het alarm niet onbedoeld te activeren. (indien aanwezig)
(Blz. 95)
Houd de toets of ongeveer 5 seconden ingedrukt terwijl u tegelij-
kertijd de toets ingedrukt houdt.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd, zoals hier-
onder is aangegeven. (Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de toetsen los,
wacht u ten minste 5 seconden en herhaalt u vervolgens stap .)
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt geacti-
veerd, moet u de portieren ontgrendelen met de afstandsbediening en een portier
openen en sluiten als de instellingen eenmaal zijn gewijzigd. (Als er binnen
30 seconden nadat op is gedrukt geen portier wordt geopend, worden de
portieren weer vergrendeld en wordt automatisch het alarm ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit geactiveerd wordt. (Blz. 93)
1
2
3
3
Multi-
informatiedisplay
Ontgrendelfunctie Piepsignaal
Houd de handgreep van een
van de portieren vast om alle
portieren te ontgrendelen.
Exterieur: Twee piepsig-
nalen
Interieur: Eén belsignaal
Houd de portiergreep aan
bestuurderszijde vast om alleen
het bestuurdersportier te ont-
grendelen.
Exterieur: 3 keer een
piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
Houd de handgreep van een
passagiersportier vast om alle
portieren te ontgrendelen.
Houd de handgreep vast om de
portieren aan uw zijde te ont-
grendelen.
Exterieur: 4 keer een
piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
Houd de handgreep vast om het
portier te ontgrendelen.
Exterieur: Eén piepsig-
naal
Interieur: Eén belsignaal