Operation Manual
138
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Het alarm in de auto
klinkt continu.
Het contact werd in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier was
geopend (of het bestuur-
dersportier werd
geopend terwijl het con-
tact in stand ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurderspor-
tier.
Het contact werd UIT
gezet terwijl het bestuur-
dersportier geopend
was.
Sluit het bestuurderspor-
tier.
Het alarm in de auto
klinkt continu.
*
1
Er werd geprobeerd het
portier te openen en de
auto te verlaten terwijl
het contact AAN of in
stand ACC stond en de
selectiehendel niet in
stand P stond.
Zet de selectiehendel in
stand P en zet het contact
UIT.
De alarmen in en buiten
de auto klinken continu.
*
1
Het bestuurdersportier
werd gesloten nadat de
sleutel uit de auto werd
meegenomen, terwijl de
selectiehendel niet in
stand P stond en het con-
tact AAN of in stand
ACC stond.
Zet de selectiehendel in
stand P, zet het contact
UIT en sluit het bestuur-
dersportier opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt 1 keer.
*
1
De batterij van de elek-
tronische sleutel is (bijna)
leeg.
Vervang de batterij van
de elektronische sleutel.
Er werd geprobeerd het
hybridesysteem zonder
de elektronische sleutel
te starten of de elektroni-
sche sleutel werkte niet
normaal.
Start het hybridesysteem
terwijl de elektronische
sleutel in de auto aanwe-
zig is.
*
2
Alarm Situatie Correctieprocedure