Operation Manual

136
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gedetec-
teerd)
Bij het vergrendelen of ont-
grendelen van de portieren
Het systeem werkt als de elektroni-
sche sleutel zich binnen 0,7 m van
een buitenportiergreep bevindt.
(Alleen de portieren die de sleutel
detecteren, kunnen worden ge-
opend of gesloten.)
Bij het openen van de achter-
klep
Het systeem werkt als de elektroni-
sche sleutel zich binnen 0,7 m van
de knop voor het ontgrendelen van
de achterklep bevindt.
Bij het starten van het hybride-
systeem of veranderen van de
standen van het contact
Het systeem werkt als de elektroni-
sche sleutel zich in de auto bevindt.