Operation Manual
110
2. Instrumentenpaneel
■ Toerenteller
De hybridesysteemindicator schakelt automatisch over naar de toerenteller wan-
neer de rijmodus op de sportmodus wordt ingesteld.
■ Motortoerental
Bij hybrideauto's wordt het motortoerental nauwkeurig aangestuurd, vooral om het
brandstofverbruik te verlagen en de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken.
Het kan voorkomen dat het weergegeven motortoerental varieert, terwijl de rijom-
standigheden gelijk blijven.
■ Weergave buitentemperatuur
Onder de volgende omstandigheden wordt mogelijk niet de juiste buitentempera-
tuur weergegeven of duurt het langer voordat de weergave wordt gewijzigd.
● Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 20 km/h)
● Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij het in- of uit-
rijden van een garage of tunnel)
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (voor bijvoorbeeld het in- of uitschakelen van de ECO-lamp) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen Blz. 932)
OPMERKING
■ Om schade aan de motor en onderdelen van de motor te voorkomen
● Laat de naald van de toerenteller niet in het rode gebied komen dat het maxi-
mumtoerental aangeeft.
● Als de naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter in het rode gebied (H) staat,
kan de motor oververhit zijn. Breng in dat geval de auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats tot stilstand en controleer de motor nadat deze volledig is afge-
koeld. (Blz. 907)