Operation Manual
109
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
■ Hybridesysteemindicator
● De hybridesysteemindicator wordt in alle rijmodi, behalve de sportmodus, weerge-
geven.
● Als u probeert om de naald tijdens het rijden in het Eco-gebied te houden, rijdt u
milieuvriendelijker.
● In het oplaadgebied wordt de regeneratiestatus* aangegeven. De geregene-
reerde energie wordt gebruikt om het batterijpakket te laden.
*: Met “regenereren” wordt in deze handleiding het omzetten van bewegingsener-
gie van de auto in elektrische energie bedoeld.
■ ECO-lamp en SPORT-lamp
● Wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan en er milieuvriende-
lijk wordt gereden, gaat de ECO-lamp (blauw) branden. (Hoe milieuvriendelijker u
rijdt, hoe helderder de ECO-lamp gaat branden. Wanneer de auto tot stilstand
komt of de acceleratie de bovengrens van de ECO-zone overschrijdt, gaat de
ECO-lamp uit. (Blz. 109) Wanneer echter de ECO-rijmodus is geselecteerd
terwijl de auto tot stilstand wordt gebracht of de acceleratie de bovengrens van de
ECO-zone overschrijdt, gaat de ECO-lamp niet uit.):
• Er wordt gereden met de selectiehendel in stand D.
• Auto's met paddle shift-schakelaars: de paddle shift-schakelaar wordt niet
gebruikt.
• Wanneer de normale modus, de comfortmodus of de ECO-modus geselec-
teerd is en de EV-modus en SNOW-modus niet gebruikt worden.
• De rijsnelheid is ongeveer 130 km/h of lager.
● Wanneer de sportmodus wordt geselecteerd, gaat de SPORT-lamp (rood) bran-
den.
Oplaadgebied
Laat het regeneratieve opladen zien.
Hybride eco-gebied
Laat zien dat er niet vaak gebruik wordt
gemaakt van het vermogen van de benzi-
nemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder verschil-
lende omstandigheden.
ECO-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk wordt
gereden.
Powe r-ge bi ed
Laat zien dat de grens van een bereik voor
milieuvriendelijk rijden wordt overschreden
(bij rijden op vol vermogen en dergelijke).
1
2
3
4