Operation Manual
34
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■
Wijzigen van de ontgrendelfunctie voor de portieren
Het is mogelijk in te stellen welke portieren ontgrendeld worden als de ontgrendelfunc-
tie wordt gebruikt.
Zet het contact UIT.
Schakel de inbraaksensor uit om tijdens het veranderen van de instellingen
onbedoeld activeren van het alarm te voorkomen. (Blz. 98)
Houd de toets of ingedrukt en houd tegelijkertijd de toets
op de sleutel gedurende 5 seconden ingedrukt als het controle-
lampje in de sleutel uit is.
De instelling wijzigt elke keer dat deze handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder is
aangegeven. (Wacht na iedere handeling minstens 5 seconden alvorens de instellingen
opnieuw te wijzigen en herhaal vervolgens stap 3.)
Ontgrendel het portier of de achterklep met de elektronische sleutel en open
een willekeurig portier.
Als er binnen 30 seconden nadat op is gedrukt geen portier wordt
geopend, zullen de portieren opnieuw worden vergrendeld en zal het alarm
worden ingeschakeld. Zet het alarm onmiddellijk uit als dit geactiveerd wordt.
(Blz. 98)
STAP 1
STAP 2
STAP 3
Multi-
informatiedisplay
Portieren ontgrendelen Piepsignaal
Houd een van de portiergre-
pen vast om beide portieren te
ontgrendelen.
Exterieur: twee keer een
piepsignaal
Interieur: één keer een
belsignaal
Houd de handgreep van het
bestuurdersportier vast om
alleen het bestuurdersportier
te ontgrendelen.
Exterieur: drie keer een
piepsignaal
Interieur: één keer een
belsignaal
Houd de handgreep van een
passagiersportier vast om
beide portieren te ontgrende-
len.
STAP 4