Operation Manual

29
1
Voor het rijden
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Smart entry-systeem met startknop
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elektronische
sleutel (of de sleutelkaart
) bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak.
(De bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.)
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren (Blz. 30)
Ontgrendelen van de achterklep (
Blz. 30)
Starten van de motor (
Blz. 147)
: Indien aanwezig
Elektronische sleutel
Elektronische sleutel
Elektronische
sleutel