Operation Manual

232
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Met navigatiesysteem
Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem voor meer informatie
indien uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem.
Zonder navigatiesysteem
Automatische stand
Ingestelde
temperatuur bestuurderszijde
Wijzigen van de gebruikte
uitstroomopeningen
Uit
Aanjagersnelheid
Weergave luchtstroom
Weergave aanjagersnelheid
Ingestelde temperatuur
passagierszijde
Stand
pollenverwijdering
Temperatuurregeling
bestuurderszijde
Toe t s
airconditioning AAN/UIT
Stand BUITENLUCHT
of RECIRCULATIE
Voorruit-
ontwaseming
Temperatuur-
regeling
passagiers-
zijde
Toets voor
gemeenschappelijke
bediening