Operation Manual
212
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Hill Start Assist Control
■ De Hill Start Assist Control kan worden bediend als
● De selectiehendel in een andere stand dan P staat.
● De parkeerrem niet is geactiveerd.
● Het gaspedaal niet is ingetrapt.
■ Hill Start Assist Control
● Als de Hill Start Assist Control is ingeschakeld, blijven de remmen bekrachtigd
nadat de bestuurder het rempedaal heeft losgelaten. De remlichten en het derde
remlicht gaan branden.
● De Hill Start Assist Control werkt gedurende ongeveer 2 seconden na loslaten van
het rempedaal.
● Als het controlelampje Traction Control niet knippert en de zoemer niet klinkt als
het rempedaal verder wordt ingetrapt, beperk dan de kracht op het rempedaal iets
(laat de auto niet achteruit rollen) en trap het vervolgens weer stevig in. Controleer
als het systeem nog steeds niet werkt of aan de hierboven beschreven voorwaarden
is voldaan.
De Hill Start Assist Control voorkomt dat de auto achteruit rolt bij het wegrij-
den op een talud of gladde helling.
Trap, om de Hill Start Assist Con-
trol in te schakelen, het rempe-
daal verder in als de auto volledig
tot stilstand wordt gebracht.
Er klinkt een zoemer om aan te
geven dat het systeem wordt
geactiveerd. Ook gaat het con-
trolelampje Traction Control
knipperen.