Operation Manual
207
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd er echter rekening mee dat dit aan-
vullende systemen zijn en vertrouw niet in al te sterke mate op deze systemen.
■ ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek.
■ Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop.
■ VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het maken van bochten op een glad wegdek.
■ TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat de ach-
terwielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de auto of bij het accelere-
ren op een glad wegdek.
■ Hill Start Assist Control
Blz. 212
■ EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminderen.
■ VDIM (Vehicle Dynamics Integrated Management)
Coördineert de werking van ABS, Brake Assist, TRC, VSC en EPS.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op glad wegdek door de werking van de remmen, motor en stuurbekrachti-
ging aan te passen.
■ PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien aanwezig)
Blz. 214