Operation Manual
182
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
■ De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■ Effecten van de rijsnelheid op de ruitenwisserwerking
De rijsnelheid heeft invloed op het volgende, ook al staan de ruitenwissers niet in de
stand AUTO.
● De intervalwerking
● De werking van de ruitenwissers als de ruitensproeiers zijn gebruikt (de vertraging
tot de enkele slag om de laatste druppels te verwijderen)
In de stand LO schakelen de ruitenwissers alleen over van lage snelheid naar interval als
de auto stilstaat.
(Dit overschakelen vindt echter niet plaats als met de stelring voor het interval de laag-
ste stand is geselecteerd.)
■ Regensensor (auto's met ruitenwissers met regensensor)
● Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet als het contact AAN
is, maken de ruitenwissers een wisslag om aan geven dat stand AUTO is ingescha-
keld.
● Als de temperatuur van de regensensor 90C of hoger is of -30C of lager, werkt
de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.
■ Werking buitenspiegelverwarming gekoppeld aan werking ruitenwissers
De buitenspiegelverwarming wordt automatisch ingeschakeld als u de ruitenwissers
bedient.
■ Als er geen vloeistof uit de ruitensproeier komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
● De sensor registreert de hoeveelheid neer-
slag.