Operation Manual

176
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Dagrijverlichting (indien aanwezig)
Auto's met halogeenlampen
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, gaan
de koplampen automatisch branden (op een gereduceerde sterkte) als
de motor gestart wordt en de parkeerrem wordt ontgrendeld. Motor-
voertuigverlichting overdag is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Uitvoeringen met gasontladingskoplampen
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, gaan
de parkeerlichten voor automatisch branden (op gereduceerde sterkte)
als de motor gestart wordt en de parkeerrem wordt ontgrendeld. Dagrij-
verlichting is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Uitschakelen van de dagrijverlichting (uitvoeringen met gasontladings-
koplampen)
Bedienen van de schakelaar: Blz. 338
DRL OFF gaat branden als de dagrijverlichting is uitgeschakeld.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in negatieve zin
beïnvloed worden als er iets over de sensor
heen geplaatst wordt of als er iets op de ruit
wordt aangebracht waardoor de sensor wordt
afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste manier
de hoeveelheid omgevingslicht signaleren,
waardoor het automatisch koplampsysteem
mogelijk onjuist functioneert.