Operation Manual
167
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
■ Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus
van de verschillende systemen van de auto.
*: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN wordt gezet om
aan te geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit
nadat de motor gestart is of na enkele seconden. Er kan een storing in een
systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat
uw auto direct controleren door een Lexus-dealer of erkende reparateur.
Controlelampje
richtingaanwijzers
(Blz. 157)
Controlelampje ECT
SNOW
(Blz. 152)
Controlelampje grootlicht
(Blz. 174)
Controlelampje ECT PWR
(Blz. 152)
Controlelampje achterlicht
(Blz. 174)
Controlelampje cruise
control
(Blz. 185, 188)
Controlelampje
mistlampen voor
(Blz. 178)
Controlelampje Lexus
Parking Assist-sensor
(Blz. 201)
Controlelampje
mistachterlicht
(Blz. 178)
Controlelampje
Tr a c t i o n C o n t r o l
(Blz. 208)
Schakelstand en positie-indicators
(Blz. 151)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
dagrijverlichting UIT
(Blz. 176)
Controlelampje VSC OFF
(Blz. 208)
Controlelampje
uitschakelsysteem airbag
(Blz. 135)
*
*
*