Operation Manual

157
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
Richtingaanwijzerhendel
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Het contact AAN staat.
Als de controlelampjes sneller knipperen dan normaal
Controleer of er een gloeilamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorgebrand.
Rechtsaf slaan
Linksaf slaan
Druk de hendel iets naar
boven en houd hem in die
stand vast als u wilt aangeven
dat u van rijbaan wilt wisselen
De richtingaanwijzers rechts blij-
ven knipperen totdat u de hendel
weer loslaat.
Druk de hendel iets naar
boven en houd hem in die
stand vast als u wilt aangeven
dat u van rijbaan wilt wisselen
De richtingaanwijzers links blijven
knipperen totdat u de hendel
weer loslaat.