Operation Manual
125
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voor het rijden
WAARSCHUWING
■ Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
● Gebruik nooit een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op de passa-
giersstoel als de aan/uit-schakelaar voor de passagiersairbag AAN staat.
(Blz. 135)
Bij een ongeval kan het kind letsel oplopen door de kracht waarmee de airbag wordt
opgeblazen.
● Plaats een in de rijrichting geplaatst zitje alleen op de voorstoel als het niet anders
kan. Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren, omdat de passagiersairbag met aan-
zienlijke snelheid en kracht wordt geactiveerd. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan.
● Zorg ervoor dat het kind nooit met een lichaamsdeel tegen het portier of het
gedeelte van de stoel leunt waar de side airbag wordt geactiveerd. Dit geldt ook voor
kinderen die in een baby- of kinderzitje zitten. Anders kan het kind ernstig letsel oplo-
pen als bij een aanrijding de side airbags worden opgeblazen.
● Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van de fabrikant en
controleer na het plaatsen van het zitje of het stevig is bevestigd. Als het zitje niet ste-
vig vastzit, kan het kind bij hard remmen, een plotselinge uitwijkmanoeuvre of een
ongeval letsel oplopen.
■ Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel om de nek
van het kind gedraaid raakt, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Wanneer dit gebeurt en de gordelsluiting niet losgemaakt kan worden, gebruik dan een
schaar om de veiligheidsgordel door te knippen.
■ Als het baby- of kinderzitje niet in gebruik is
● Zet het baby- of kinderzitje, ook wanneer dit niet in gebruik is, goed vast op de zit-
plaats. Leg het baby- of kinderzitje niet los in het passagierscompartiment.
● Wanneer u het zitje toch moet verwijderen, bewaar het dan buiten de auto of zet het
vast in de bagageruimte. Dit voorkomt dat inzittenden hierdoor bij hard remmen of
uitwijken of bij een aanrijding letsel oplopen.