Operation Manual

101
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voor het rijden
Door alarmsysteem bediende portiervergrendeling
Als het alarm in werking is, worden de portieren automatisch vergrendeld om
potentiële indringers buiten de auto te houden.
Laat de sleutel niet in de auto liggen als het alarm in werking is en zorg ervoor dat
de sleutel zich niet in de auto bevindt als de accu wordt opgeladen of vervangen.
Uitschakelen van de inbraaksensor
De inbraaksensor wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de wegklapbare
hardtop volledig is geopend.
Het alarm wordt ingeschakeld ook al is de inbraaksensor uitgeschakeld.
Druk op de startknop of ontgrendel de portieren met de afstandsbediening terwijl
de inbraaksensor is uitgeschakeld om de sensoren in te schakelen.
Automatisch inschakelen van de inbraaksensor
De inbraaksensor wordt ook ingeschakeld wanneer het alarm opnieuw wordt inge-
schakeld.
Inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende gevallen mogelijk het alarm.
Er bevinden zich nog personen of huisdieren in de auto.
Er bevinden zich loshangende voorwerpen in de auto.
De ruiten zijn geopend.
De auto staat geparkeerd op een plaats zoals een parkeergarage waar trillingen of
schokken optreden.
De auto staat in een wasstraat of een hogedruk-wasinstallatie.
De auto is blootgesteld aan trillingen die het gevolg zijn van hagel, onweer of
andere van buitenaf komende krachten.
IJs of sneeuw wordt verwijderd waardoor de auto is blootgesteld aan trillingen.
De wind of iets vergelijkbaars zorgt ervoor dat een losse raamfolie beweegt.