Operation Manual
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen gebruiken
38
Faxen
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen gebruiken
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen werken net als de snelkeuzenummers op een telefoon of faxapparaat. U kunt
snelkoppelingsnummers toewijzen als u permanente faxbestemmingen maakt. U kunt permanente faxbestemmingen en
snelkeuzenummers maken in de koppeling Bestemmingen beheren. Deze koppeling bevindt zich onder het tabblad
Configuratie op de webpagina. Een snelkoppelingsnummer (1 – 99999) kan één of meerdere ontvangers bevatten. Als u
een groepsfaxbestemming met een snelkoppelingsnummer maakt, kunt u snel en gemakkelijk informatie verzenden naar
een hele groep.
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Druk op #. Daarna drukt u op het snelkoppelingsnummer op het toetsenblok.
Druk op #. Daarna drukt u op het snelkoppelingsnummer op het toetsenblok. U kunt ook Volgend nr. aanraken
om een ander adres op te geven.
Raadpleeg Snelkoppelingen maken voor informatie over het maken van snelkoppelingsnummers.
4 Raak Faxen aan.
Het adresboek gebruiken
Opmerking: als de adresboekfunctie niet is ingeschakeld, dient u contact op te nemen met uw systeembeheerder.
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Raak Faxen aan op het beginscherm.
3 Raak Zoeken in adresboek aan.
4 Via het toetsenbord op het aanraakscherm geeft u de naam of een deel van de naam op van de persoon van wie
u het faxnummer wilt weten. (U kunt niet tegelijkertijd naar meerdere namen zoeken.)
5 Raak Invoeren aan.
6 Raak de naam aan en voeg deze toe aan de lijst Faxen naar:.
7 Herhaal de stappen 5 en 6 om extra bestemmingen op te geven.
8 Raak Faxen aan.
Faxen verzenden vanaf een computer
Door vanaf een computer te faxen, kunt u elektronische documenten verzenden van achter uw bureau. Hierdoor hebt u
de flexibiliteit om rechtstreeks vanuit softwaretoepassingen documenten te faxen.
1 In de softwaretoepassing klikt u op Bestand Æ Afdrukken.
2 In het venster Afdrukken selecteert u uw MFP en klikt u vervolgens op Eigenschappen.
Opmerking: om deze functie uit te voeren vanaf uw computer, dient u het PostScript-stuurprogramma
te gebruiken voor uw MFP.
3 Selecteer het tabblad Other Options (Overige opties) en klik op Fax (Faxen).
4 Klik op OK. In het volgende scherm klikt u op OK.
5 In het scherm Fax (Faxen) geeft u de naam en het faxnummer op van de geadresseerde.
6 Klik op Send (Verzenden) om uw taak te verzenden.