Manual
6
Alarm: Alarm onder / boven
Alarm onder
7.0
Parameters: Omgevingstemperatuur
De omgevingstemperatuur beïnvloedt de meting van
de warmtebeeldcamera. Met deze parameter kan de
invloed van de omgevingstemperatuur op de meting
worden gecompenseerd. Hij kan worden ingesteld
tussen 0 °C en 50 °C.
De grenswaarden voor het alarm boven en beneden
het gespeciceerde temperatuurniveau kunnen in dit
menu worden ingesteld. De activering van het alarm
staat beschreven in het hoofdstuk 14.3.
Omgevingstemperatuur
Instellingen: Instellen van de taal, temperatuureenheid, datum, tijd enz., weergave van de wi-verbinding,
selecteren van CustomApps, automatische uitschakeling en weergave van de apparaatgegevens.
Kleurenpaletten: Voor de weergave van de infraroodtemperaturen zijn verschillende kleurenpaletten
beschikbaar.
Beeldmodus: De beeldmodi IR thermisch, MIX Image, Zichtbar beeld, Auto Fusion en Zoom
kunnen worden ingesteld.
Meettools: Instellen van de meetpunten en -gebieden.
Parameters: Vóór elk gebruik moeten de relevante parameters voor infraroodmeting gecontroleerd
of aan de gegeven meetsituatie aangepast worden, om een correcte meting te garanderen. Er moet
vooral worden gelet op de algemene parameters voor emissiviteit, de afstand tot het meetobject en
de omgevingsomstandigheden.
Alarm: Instellen van de alarmen boven en onder de gespeciceerde temperatuurniveaus.
06
NL










