Operation Manual
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER fig. 57
Deze werken uitsluitend als de con-
tactsleutel in stand MAR staat.
Als u de hendel naar het dashboard
drukt (onvergrendelde stand), wordt
de achterruitsproeier ingeschakeld
en gaat de achterruitwisser continu
werken.
De werking stopt als de hendel
wordt losgelaten.
Als u draaiknop A van stand
å
in
stand
'
zet, dan werkt de achter-
ruitwisser in de intervalstand.
Uitschakelen fig. 56
Draai de start-/contactsleutel in
stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart
(sleutel in stand MAR), schakelt de
regensensor niet weer in, ook niet als
de hendel in stand B is blijven staan.
Voor het inschakelen van de regen-
sensor moet de hendel in stand A of
C worden gezet en daarna in stand B.
Als de regensensor op deze wijze
opnieuw wordt ingeschakeld, maken
de ruitenwissers ten minste 1 slag,
ook bij een droge ruit.
63
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
fig. 57
L0C0068m
De regensensor is in staat om de vol-
gende omstandigheden te herkennen
en zijn gevoeligheid hieraan aan te
passen:
❒ vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil enz.);
❒ waterstrepen veroorzaakt door
versleten wisserrubbers;
❒ verschil tussen dag en nacht.