Operation Manual
3-31
Algemene bediening > Gebruik van de verschillende functies
Algemene functies
Functies die te maken hebben met de originelen
Functies die te maken hebben met de documentkwaliteit
Wat wilt u doen? Referentiepagina
Het origineelformaat opgeven. Origineel formaat pagina 3-32
De richting van het origineel opgeven om in de juiste richting te scannen. Afdrukrichting origineel pagina 3-
34
Originelen van verschillende formaten scannen. Originelen van verschillende
formaten pagina 3-36
Automatisch dubbelzijdige originelen scannen. 2-zijdig/boek pagina 3-38
Een groot aantal originelen afzonderlijk scannen en ze als één taak verwerken. Continu scannen pagina 3-41
Wat wilt u doen? Referentiepagina
Het papierformaat en de papiersoort opgeven. Papierselectie pagina 3-43
De papieruitvoer wijzigen. Papieruitvoer pagina 3-44
De uitgevoerde documenten samenvoegen in paginavolgorde.
De uitgevoerde documenten per set verschuiven.
Samenvoegen/verschuiven
pagina 3-45
Marges (witruimte) toevoegen. Marge pagina 3-47
De uitgevoerde documenten nieten. Nieten pagina 3-50
De dichtheid aanpassen. Dichtheid pagina 3-52
De resolutie instellen waarmee de originelen gescand worden. Scanresolutie pagina 3-53
Het beeldtype van het origineel selecteren voor een optimaal resultaat. Origineelbeeld pagina 3-54
De omlijning van teksten of lijnen benadrukken.
De beeldomlijning vervagen.
Scherpte pagina 3-55
De achtergrond van de originelen donkerder of lichter maken (het gebied zonder tekst of
afbeeldingen).
Dichtheid van de achtergrond
aanpassen pagina 3-56
Doorschijnen voorkomen bij dubbelzijdige originelen. Doorschijnen voorkomen
pagina 3-57
De originelen vergroten of verkleinen naar het formaat voor verzenden of opslaan. Zoomen pagina 3-58
De bestandsindeling selecteren voor de beelden die worden verzonden of opgeslagen. Bestandsindeling pagina 3-59
De kleurmodus wijzigen. Kleurselectie pagina 3-61
Een e-mailbericht verzenden als een taak voltooid is. Melding als taak voltooid is
pagina 3-62
Een bestandsnaam toevoegen aan een taak om de status ervan gemakkelijk te kunnen
controleren.
Bestandsnaam invoeren pagina 3-
64
De huidige taak onderbreken en uitstellen om voorrang te geven aan een andere taak. Prioriteit onderdrukken pagina 3-
65










