Operation Manual

5-11
Problemen oplossen > Storingen oplossen
Afdrukken lukt niet. Zit de stekker van het apparaat in het
stopcontact?
Stop de stekker van het netsnoer in
een stopcontact.
2-10
Staat het apparaat aan? Zet de hoofdschakelaar aan. 2-11
Is de printerkabel of netwerkkabel
aangesloten?
Sluit de juiste printerkabel of
netwerkkabel goed aan.
2-9
Stond het apparaat aan voor de
printerkabel werd aangesloten?
Zet het apparaat aan nadat u de
printerkabel heeft aangesloten.
2-9
Is de afdruktaak onderbroken? Hervat het afdrukken.
Documenten worden slecht
afgedrukt.
Zijn de applicatiesoftware-instellingen
op de pc correct ingesteld?
Controleer of de instellingen van het
printerstuurprogramma en de
applicatiesoftware correct zijn.
Afdrukken vanaf het USB-
geheugen lukt niet.
Het USB-geheugen wordt
niet herkend.
Is de USB-host geblokkeerd? Selecteer Ontgrendelen in de USB-
host-instellingen.
Controleer of het USB-geheugen goed
aangesloten is op het apparaat.
——
Als een afbeelding, verstuurd
van het apparaat naar de pc,
weergegeven wordt, dan is
de horizontale of verticale
afmeting verkleind.
Heeft u 200×100dpi Normaal of
200×400dpi Superfijn als scanresolutie
geselecteerd?
Selecteer bij het verzenden van een
afbeelding een andere scanresolutie
dan 200×100dpi Normaal of
200×400dpi Superfijn.
3-54
Er zitten strepen op de
afdrukken.
Is het sleufglas vuil? Maak het sleufglas schoon. 5-7
Start [Reinigen laserscanner] op.
Vuil op de bovenrand of
achterkant van het papier.
Controleer de papierbaan en -helling. Open de rechterklep en controleer of
er toner zit op de papierhelling
binnenin de papierdoorvoereenheid.
Maak de papierhelling schoon met een
zachte, droge, pluisvrije doek.
Een deel van het beeld is
tijdelijk onduidelijk of vertoont
witte strepen.
Zijn de ontwikkelaar en de drum goed
geplaatst?
Plaats de ontwikkelaar en de drum op
de juiste manier.
Is de rechterklep helemaal dicht? Sluit de rechterklep.
Start [Drum reinigen] op.
Als het probleem zich regelmatig
voordoet, schakel dan de
cassetteverwarmerschakelaar in.
2-4
De afdruk op de achterkant
van het papier is zichtbaar
aan de voorkant.
Stel Doorschijnen voorkomen in op
[Aan].
3-59
Witte of gekleurde strepen Start [Reinigen laserscanner] op.
Probleem Controlepunten Mogelijke oplossing Referentie-
pagina