Operation Manual

INSTRUMENTEN: KENMERKEN EN BEDIENING
Linker stuurschakelaar
Richtingaanwijzerschakelaar
3 :
5
Gebruik een richtingaanwijzer om aan uw medeweggebruikers kenbaar
te maken dat u van plan bent om van rijrichting te veranderen. Het
richtingaanwijzer-
indicatielampje op het dashboard gaat knipperen om
de bestuurder eraan te herinneren dat een richtingaanwijzer aanstaat.
" " voor links afslaan.
"
"
voor rechts afslaan.
2
Om een richtingaanwijzer uit te zetten, drukt u de schakelaar in terwijl deze in het
midden staat.
Klaxonknop 4: 3
4
Druk opde klaxonknopals u wilt toeteren.
Dimlichtschakelaar 5 :
Als u de schakelaar in deze stand zet, zet u het dimlicht aan.
Als u de schakelaar in deze stand zet, zet u het grooticht aan
en gaat ook het grootlichtindicatielampje op het dashboard branden.
Passeerlichtknop 6 :
Gebruik deze knop om het grootlicht snel achtereen aan en uit te zetten. Zo maakt
u aan uw medeweggebruikers duidelijk dat u wilt inhalen.
6
14