Operation Manual

62
Hoofdstuk 9
De camera
blokkeert als er een
kaart wordt geplaatst
of verwijderd.
De camera bespeurt een
fout wanneer een kaart
wordt geplaatst of
verwijderd.
Zet de camera uit en weer
aan. De camera moet uitstaan
als er een kaart wordt
geplaatst of verwijderd.
De foto is te licht. Flitsen was niet nodig. Zet de flitser op Auto Flash
(automatische flitser)
(pagina 15).
Het onderwerp was te
dichtbij toen de flitser
werd gebruikt.
Ga verder weg staan, zodat er
minstens 0,5 m afstand is
tussen de camera en het
onderwerp.
De lichtbron is te sterk. Verlaag de
belichtingscompensatie
(pagina 20).
Opgeslagen foto’s
zijn beschadigd.
De kaart is verwijderd
terwijl het klaar-lichtje
knipperde.
Wacht tot het klaar-lichtje is
opgehouden met knipperen
en schakel dan eerst de
camera uit voordat u de
kaart verwijdert.
Na het maken van
een foto gaat het
getal voor
resterende foto’s
niet omlaag.
De foto neemt niet
genoeg ruimte in om de
waarde voor resterende
foto’s met een stap te
verlagen.
De camera werkt naar
behoren. Ga door met het
maken van foto’s.
De beeldoriëntatie
is niet accuraat.
De camera werd
gedraaid of scheef
gehouden terwijl de foto
werd gemaakt.
Stel de oriëntatie-sensor in
(pagina 23). Schakel de
oriëntatie-sensor uit als het
onderwerp zich boven of
onder u bevindt (zoals in de
lucht of op de grond).
Camera
Probleem Oorzaak Oplossing