Operation Manual
733
Onderhoud
✽ AANWIJZING
• Wanneer banden warm zijn, zal
de bandenspanning normaalge-
sproken 0,3 tot 0,4 bar hoger zijn
dan wanneer ze koud zijn. Laat
om de banden op de juiste span-
ning te brengen geen lucht ont-
snappen uit warme banden.
Hierdoor zal de bandenspanning
te laag worden.
• Een te lage bandenspanning resul-
teert in overmatige slijtage, slech-
te rijeigenschappen, een verhoogd
brandstofverbruik en vergroot het
risico op een klapband doordat de
banden te warm worden. Boven-
dien kan door een te lage banden-
spanning ongelijkmatige slijtage
van de banden ontstaan. Wanneer
de bandenspanning extreem laag
is, kan de band vervormen en/of
van de velg aflopen. Houd de ban-
den daarom op de juiste spanning.
Laat een band controleren door
een officiële Kia-dealer wanneer
er regelmatig lucht bij moet.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Een te hoge bandenspanning heeft
een negatieve invloed op het rij-
comfort en de rijeigenschappen en
zorgt voor een verhoogde slijtage
in het midden van het loopvlak.
Bovendien bestaat er een grotere
kans op beschadiging door on-
effenheden in het wegdek.
• Vergeet niet de ventieldopjes terug
te plaatsen. Zonder het ventiel-
dopje kan er vuil en vocht in het
ventiel komen, waardoor lucht
kan ontsnappen. Zorg bij verlies
van een ventieldopje zo snel moge-
lijk voor een nieuw exemplaar.
Wielen verwisselen
Om de banden zo gelijkmatig moge-
lijk te laten slijten wordt aangeraden
de wielen iedere 12.000 km (7.500
mijl) of eerder, indien het slijtagepa-
troon daartoe aanleiding geeft, te
verwisselen.
Controleer bij het verwisselen van de
wielen tevens de balans.
Controleer de banden bij het verwis-
selen van de wielen op ongelijkmati-
ge slijtage en beschadigingen.
Abnormale slijtage wordt meestal
veroorzaakt door een onjuiste ban-
denspanning, een onjuiste wieluitlij-
ning, onbalans, veelvuldig hard rem-
men en snelle bochten. Controleer
het profiel en de zijkant van de band
op zwellingen. Vervang de band
wanneer u deze aantreft. Vervang de
band ook wanneer het canvas of de
koordlagen zichtbaar zijn. Breng na
het verwisselen van de wielen de
banden op de juiste spanning en
controleer of de wielmoeren vastzit-
ten.
Zie hoofdstuk 8, “Specificaties”.
WAARSCHUWING
- Bandenspanning
Een te hoge of een te lage ban-
denspanning reduceert de le-
vensduur van de banden, beïn-
vloedt de rijeigenschappen van
de auto in negatieve zin en kan
tot onverwachte bandproble-
men leiden. Hierdoor bestaat de
kans dat u de macht over de
auto verliest.