Operation Manual
625
Wat te doen in noodgevallen
NOODUITRUSTING (INDIEN VAN TOEPASSING)
Uw auto is voorzien van een bepaal-
de nooduitrusting.
Brandblusser
De brandblusser is in de bagage-
ruimte geplaatst.
Als er een kleine brand uitbreekt en
u weet hoe u de brandblusser moet
gebruiken, ga dan als volgt te werk:
1. Trek de pen aan de bovenzijde
van de brandblusser die ervoor
zorgt dat de hendel niet per onge-
luk ingedrukt wordt los.
2. Richt de spuitmond naar het
onderste gedeelte van de vlam-
men.
3. Houd ongeveer 2,5 m afstand van
het vuur en knijp de hendel in om
de brandblusser leeg te spuiten.
Als u de hendel loslaat, houdt de
brandblusser op met spuiten.
4. Beweeg de spuitmond op en neer
langs het onderste gedeelte van
de vlammen. Let goed op als het
vuur geblust lijkt te zijn. Het kan
namelijk opnieuw ontbranden.
Verbandtrommel
In de verbandtrommel zitten enkele
voorwerpen zoals een schaar, ver-
band, tape, enz. om eerste hulp te
verlenen aan een gewond persoon.
Gevarendriehoek
Plaats de gevarendriehoek op de
weg om aankomend verkeer te
waarschuwen bij noodgevallen (bij-
voorbeeld wanneer de auto op de
weg geparkeerd is bij pech).
Bandenspanningsmeter
(indien van toepassing)
Banden verliezen normaal gespro-
ken een beetje lucht bij alledaags
gebruik. Daarom kan het zijn dat u
de banden regelmatig een beetje op
moet pompen. Dit duidt niet op een
lekkage, maar is het gevolg van nor-
male slijtage. Controleer de banden-
spanning altijd bij koude banden,
aangezien de bandenspanning toe-
neemt naarmate de temperatuur
stijgt.
Ga als volgt te werk om de banden-
spanning te controleren:
1. Draai het dopje los van het ventiel
dat op de velg van de band is
geplaatst.
2. Druk de meter op het ventiel. Als u
begint, zal er wat lucht ontsnap-
pen, en als u de meter niet goed
op het ventiel drukt, zal er nog
meer lucht ontsnappen.
3. De meter wordt geactiveerd als hij
stevig op het ventiel wordt gedrukt
zonder dat er lucht lekt.
4. Lees de bandenspanning op de
meter af om te controleren of de
bandenspanning in orde is.
5. Breng de banden indien nodig op
de juiste spanning. Zie “Aan-
bevolen bandenspanning” in
hoofdstuk 8.
6. Plaats het dopje terug op het ven-
tiel.