Operation Manual
5
17
Aanwijzingen voor het rijden
Afstand tot voorganger
Houd ten minste tweemaal zo veel
afstand als tijdens het rijden zonder
aanhanger. Hierdoor kunt u plotselin-
ge remacties en uitwijkmanoeuvres
voorkomen.
Inhalen
Het inhalen met een aanhanger
neemt meer tijd in beslag. Bovendien
moet u door de extra lengte de in te
halen auto verder voorbij voordat u
weer terug kunt keren naar de oor-
spronkelijke rijbaan.
Achteruitrijden
Houd het stuurwiel aan de onderzij-
de vast met één hand. Beweeg uw
hand naar links om de aanhanger
naar links te laten gaan. Beweeg uw
hand naar rechts om de aanhanger
naar rechts te laten gaan. Rijd altijd
langzaam achteruit en laat u indien
mogelijk door iemand anders bege-
leiden.
Rijden in bochten
Rijd met een aanhanger ruimer door
bochten dan normaal. Anders kan de
aanhanger te veel naar binnen
komen en stoepranden, verkeers-
borden, bomen enz. raken. Voorkom
schokkerige en plotselinge manoeu-
vres. Geef ruim van tevoren richting
aan.
Richtingaanwijzers aanhanger
De aanhanger dient te zijn voorzien
van richtingaanwijzers. Als u de rich-
tingaanwijzers inschakelt, gaan de
groene pijlen op het instrumentenpa-
neel knipperen. De richtingaanwij-
zers van de aanhanger dienen gelijk-
tijdig mee te knipperen.
Ook als de richtingaanwijzers van de
aanhanger niet werken, zullen de
groene pijlen op het instrumentenpa-
neel knipperen. Zodoende kunt u
denken dat achteropkomende be-
stuurders zien dat u richting aan-
geeft, terwijl dit niet het geval is.
Daarom is het belangrijk om af en
toe te controleren of de richtingaan-
wijzers van de aanhanger nog wer-
ken. Controleer steeds na het
opnieuw aankoppelen van de aan-
hanger of de verlichting en de rich-
tingaanwijzers werken.