Operation Manual

477
Rijden met uw auto
Aanwijzingen voor gebruik
airconditioning
Open de ruiten een tijdje wanneer
de auto tijdens warm weer in de
volle zon geparkeerd is geweest,
zodat de warme lucht naar buiten
kan.
Om het beslaan van de ruiten tij-
dens regenachtig weer te vermin-
deren, kunt u de vochtigheids-
graad in het interieur terugbrengen
door de airconditioning in te scha-
kelen.
Tijdens de werking van de aircon-
ditioning ziet u het motortoerental
bij stationair draaien zo nu en dan
iets veranderen wanneer de airco-
compressor wordt ingeschakeld.
Dit is een normaal verschijnsel tij-
dens de werking van het systeem.
Schakel de airconditioning iedere
maand enkele minuten in om het
systeem in een optimale staat te
houden.
Na gebruik van de airconditioning
kan onder de rechterzijde van de
auto een plas heldere vloeistof
gelekt zijn. Dit is een normaal ver-
schijnsel tijdens de werking van
het systeem.
De airconditioning is uitgerust met
een functie die de aircocompressor
automatisch uitschakelt wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog wordt. De aircocompressor
wordt opnieuw ingeschakeld wan-
neer de koelvloeistoftemperatuur
weer normaal wordt. De aircocom-
pressor wordt daarnaast automa-
tisch enige seconden uitgescha-
keld wanneer het gaspedaal volle-
dig wordt ingetrapt (smoorklep vol-
ledig geopend).
Gebruik de stand BUITENLUCHT
wanneer de airconditioning inge-
schakeld is.
Als de stand RECIRCULATIE
wordt gebruikt wanneer het aircon-
ditioningssysteem ingeschakeld is,
wordt wel een maximaal koeleffect
bereikt, maar kan het gebruik van
deze stand gedurende een langere
tijd ertoe leiden dat de lucht in het
interieur muf wordt.