Operation Manual

453
Rijden met uw auto
Signaal rijstrookwisseling (B)
Beweeg de combischakelaar ge-
deeltelijk naar beneden of naar
boven en houd hem vast om een
wisseling van rijstrook aan te geven.
Als u de combischakelaar loslaat,
keert deze weer terug naar zijn oor-
spronkelijke positie.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lam-
pen doorgebrand zijn en dienen
deze vervangen te worden.
AANWIJZING
Als de richtingaanwijzer abnor-
maal snel of langzaam knippert,
duidt dit op een kapotte lamp of
een slecht contact in het circuit van
de richtingaanwijzers.
Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een
beter zicht en ter voorkoming van
ongevallen onder omstandigheden
waarbij het zicht sterk verminderd
wordt door mist, regen, sneeuwval,
enz. Zet de schakelaar mistlampen
vóór (1) in stand ON (2) om de mist-
lampen in te schakelen. Dit is alleen
mogelijk als het dimlicht is ingescha-
keld.
Zet de schakelaar in stand OFF om
de mistlampen uit te schakelen.
AANWIJZING
De mistlampen verbruiken zeer veel
stroom. Gebruik de mistlampen
alleen bij slecht zicht om te voorko-
men dat de laadstroom volledig
wordt gebruikt door de mistlampen,
en de accu leegraakt.
Motorvoertuigenverlichting
overdag (indien van
toepassing)
Door motorvoertuigenverlichting
overdag (MVO) kunnen medeweg-
gebruikers uw auto overdag beter
zien. MVO kan onder verschillende
rijomstandigheden handig zijn, maar
vooral in de periode rond zonsop-
gang en zonsondergang.
De MVO wordt uitgeschakeld wan-
neer:
1. De parkeerlichten worden inge-
schakeld.
2. De motor wordt afgezet.
OMG045025