Operation Manual

449
Rijden met uw auto
AANWIJZING
1. Het waarschuwingssignaal klinkt
mogelijk niet regelmatig als het
voorwerp achter de auto beweegt
of een grillige vorm heeft.
2. De correcte werking van de par-
keerhulp kan verstoord raken als
de bumperhoogte of de inbouw-
positie van de sensoren is gewij-
zigd. Achteraf gemonteerde acces-
soires kunnen het bereik van de
sensoren beïnvloeden.
3. Voorwerpen die zich dichter dan
40 cm bij de sensoren bevinden,
worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert.
4. Als de sensor bedekt is met
sneeuw, ijs of vuil, werkt deze
mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaakt
met een zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde
voorwerpen tegen de sensor.
Hierdoor kan het oppervlak van
de sensor beschadigd raken. De
sensor kan beschadigd raken.
AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het
gebied waar de parkeersensoren
zijn geplaatst. Bovendien worden
kleine of smalle voorwerpen, of
voorwerpen die zich tussen de ver-
schillende sensoren bevinden moge-
lijk niet door de sensoren geregis-
treerd.
Kijk tijdens het achteruitrijden
altijd waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbe-
kend zijn met de auto over de moge-
lijkheden en beperkingen van het
systeem.
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het onjuist
functioneren van de parkeerhulp,
vallen niet onder de garantie. Rijd
altijd veilig en voorzichtig.
AANWIJZING
Als u geen waarschuwingsgeluid
hoort of als de zoemer met tussenpo-
zen klinkt wanneer u de achteruit-
versnelling inschakelt, zit er moge-
lijk een storing in de parkeerhulp.
Laat in dat geval uw auto zo snel
mogelijk controleren door een offi-
ciële Kia-dealer.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u
dicht langs voorwerpen of per-
sonen, in het bijzonder kinde-
ren, rijdt. Houd er rekening mee
dat sommige voorwerpen mo-
gelijk niet door de sensoren
worden geregistreerd. Contro-
leer altijd met eigen ogen of de
weg vrij is.