Operation Manual
419
Rijden met uw auto
✽ AANWIJZING
• Als u op een weg rijdt waar erg
weinig grip is, bijvoorbeeld bij
vorst, en voortdurend de remmen
bedient, is het ABS voortdurend in
werking en kan het waarschu-
wingslampje ABS gaan branden.
Zet de auto stil op een veilige
plaats en zet de motor uit.
• Start de motor opnieuw. Als het
waarschuwingslampje ABS dooft,
is het ABS in orde. Anders is er
mogelijk een storing in het ABS.
Laat de auto zo snel mogelijk con-
troleren door een officiële Kia-
dealer.
✽ AANWIJZING
Als u de auto met een hulpaccu moet
starten doordat de accu is leegge-
raakt, draait de motor mogelijk niet
soepel rond en kan bovendien het
waarschuwingslampje ABS gaan
branden. Dit komt door de lage
accuspanning. Het betekent niet dat
er een storing in het ABS is.
• Rem niet “pompend”!
• Laat de accu bijladen voordat u
wegrijdt.
STUURWIEL
Stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging reduceert de
benodigde stuurkracht door gebruik
te maken van het vermogen dat de
motor levert. Bij een niet-draaiende
motor of bij een defecte stuurbe-
krachtiging blijft de auto bestuurbaar,
maar is de benodigde stuurkracht
veel groter.
Indien u merkt dat onder normale
omstandigheden het sturen van de
auto zwaarder gaat dan normaal,
moet u de stuurbekrachtiging door
een officiële Kia-dealer laten contro-
leren.
✽ AANWIJZING
• Houd het stuurwiel bij een draai-
ende motor nooit langer dan 5
seconden tegen een van beide aan-
slagen (links of rechts). Als het
stuurwiel langer dan 5 seconden
tegen de aanslag wordt gehouden,
kan er schade aan de stuurbe-
krachtigingspomp ontstaan.
• Als de aandrijfriem van de stuur-
bekrachtigingspomp breekt of de
pomp defect raakt, zal de benodig-
de stuurkracht aanzienlijk groter
worden.