Operation Manual

417
Rijden met uw auto
Controleer of het waarschuwings-
lampje van het remsysteem werkt
door het contact in stand ON te zet-
ten (start de motor niet). Dit lampje
gaat branden wanneer het contact in
stand START of ON wordt gezet en
de parkeerrem is geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor
het wegrijden vrij is en controleer of
het waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van
het remsysteem blijft branden nadat
de parkeerrem vrij is, kan er een sto-
ring in het remsysteem zijn. Laat dit
direct controleren.
Breng de auto indien mogelijk direct
tot stilstand. Als dat niet mogelijk is,
rijdt dan erg voorzichtig door naar
een plaats waar u wel kunt stoppen.
Parkeren bij stoepranden
Als u de auto op een helling
omhoog wilt parkeren, zet deze
dan zo dicht mogelijk bij de stoep-
rand en draai de voorwielen van de
stoeprand af, zodat het voorwiel
achteruit de stoeprand raakt,
mocht de auto onverhoopt gaan
rollen.
Als u de auto op een helling
omlaag wilt parkeren, zet deze dan
zo dicht mogelijk bij de stoeprand
en draai de voorwielen naar de
stoeprand toe, zodat het voorwiel
vooruit de stoeprand raakt, mocht
de auto onverhoopt gaan rollen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
(indien van toepassing)
WAARSCHUWING
- remsysteem met ABS
Het ABS ontheft u niet van de
noodzaak om voorzichtig te rij-
den. Het blijft mogelijk dat u bij
een ongeval betrokken raakt.
Het ABS zal niet altijd een onge-
val kunnen voorkomen, zeker
onder de volgende omstandig-
heden:
Bij roekeloos, te hard of te
dicht achter uw voorganger
rijden.
Bij rijden met hoge snelheid
als de grip op de weg minder
is, door bijvoorbeeld regenval.
Bij te snel rijden op slechte
wegen. Het ABS is ontworpen
om de maximale remwerking
te verhogen op met name
autowegen en wegen die in
een goede staat verkeren. Op
slechte wegen kan het ABS de
remwerking zelfs verminde-
ren.
W-75