Operation Manual
MasterTig 235ACDC, 325DC, 335ACDC
Gebruiksaanwijzing - NL
5. PROBLEMEN VERHELPEN
De opgesomde problemen en de mogelijke oorzaken zijn niet definitief maar suggereren een aantal typische situaties
die kunnen optreden tijdens normaal gebruik van het lassysteem. Neem voor meer informatie en hulp contact op met
de dichtstbijzijnde Kemppi-servicewerkplaats.
Als u een foutcode ontvangt, raadpleeg dan ook het onderdeel "Foutcodes" on the next page .
Algemeen:
Het lassysteem start niet op
• Controleer of de primaire kabel goed is aangesloten.
• Controleer of de hoofdschakelaar van de stroombron op AAN staat.
• Controleer of de netspanning is ingeschakeld.
• Controleer de zekering en/of de aardlekschakelaar.
• Controleer of de werkstukkabel is aangesloten.
Het lassysteem stopt
• De toorts kan oververhit zijn. Wacht tot deze is afgekoeld.
• Controleer of geen van de kabels loszit.
• De stroombron kan oververhit zijn. Wacht tot de stroombron is afgekoeld en controleer of de koelventilatoren
goed werken en of de luchtstroom niet geblokkeerd is.
Lastoorts:
De lastoorts raakt oververhit
• Controleer of het toortslichaam goed is aangesloten.
• Controleer of de lasparameters binnen het bereik van de lastoorts. Als verschillende componenten van de
toorts elk hun eigen maximumstroom hebben, is de laagste van de twee waarden de maximale stroom die kan
worden gebruikt.
• Controleer of de koelvloeistof normaal circuleert (zie de waarschuwings-led voor koelvloeistofcirculatie op de
stroombron).
• Meet de circulatiesnelheid van de koelvloeistof: koppel de uitvoerslang voor koelvloeistof los van de koelunit
als de stroombron aan staat en laat de koelvloeistof in een maatbeker stromen. De stroomsnelheid moet ten
minste 0,5 l/min bedragen.
• Zorg dat u originele verbruiksartikelen en onderdelen van Kemppi gebruikt. Verkeerde onderdelen kunnen
ook leiden tot oververhitting.
• Controleer dat de connectors schoon en onbeschadigd zijn en dat ze correct vastgemaakt zijn.
Laskwaliteit
Ongelijkmatige en/of slechte laskwaliteit:
• Controleer of het beschermgas niet op is.
• Controleer of de stroom van beschermgas niet geblokkeerd is.
• Controleer of het gastype correct is voor de toepassing.
• Controleer de polariteit van de toorts/de elektrode.
• Controleer of de lasprocedure past bij de toepassing.
• Controleer of het type en de diameter van het toevoegmateriaal juist zijn voor de toepassing en of het schoon
is.
• Controleer of de elektrode het juiste type, formaat en vorm heeft voor de toepassing.
• Controleer of het basismateriaal schoon is.
• Controleer of het type van de groef past bij de toepassing.
© Kemppi
56/75 1920900 / 1921