Operation Manual
Master S 400, 500
10
NL
Plaats uw apparaat op een geschikte locatie en verzeker u ervan dat er voldoende speling in
de kabellengte is om de lasnaad in één keer af te maken. Voordat u begint met lassen, moet
u ervoor zorgen dat u comfortabel vóór het werkstuk staat en dat u in balans bent door een
evenwichtige verdeling van uw gewicht.
Controleer of de stroombroninstelling correct is voor het gekozen elektrodetype. Trek het
lasmasker over uw ogen. (Elektronische lasmaskers, zoals de Kemppi BETA 90X, stellen u in
staat om het lasstartpunt nauwkeuriger te zien en u beter te concentreren op het lasproces.
Dit verlaagt het risico op een boogits.)
OPMERKING! Zorg ervoor dat andere personen in de omgeving waar gelast wordt, zich bewust zijn
van het feit dat u gaat lassen.
Om de boog tot stand te brengen, strijkt u met de elektrode over het oppervlak van het
werkstuk.
Zet, zodra de boog start, de laselektrode in een trekhoek. De grens van de gevormde slak
wordt zichtbaar na de gesmolten lasnaad. Deze moet zich achter de gesmolten las bevinden.
De afstand van de slakgrens vanaf de gesmolten las kan worden afgesteld met de lasstroom
en de hoek van de elektrode. Concentreer u tijdens het gehele lasproces op de lengte van
de boog en houd deze zo kort mogelijk. De lengte van de boog wordt gemakkelijk groter
naarmate de lengte van de elektrode tijdens het lassen kleiner wordt. Stop met lassen door
de laselektrode enigszins terug te bewegen naar de voltooide las en de elektrode vervolgens
recht vanaf het werkstuk omhoog te halen.
De uiteindelijke lasrups moet recht zijn, met een gelijkmatige breedte en hoogte, en moet
er gelijkmatig uitzien. Bij een te langzame beweging tijdens het lassen zal het smeltbad te
groot worden en kan dit door het laswerkstuk heen branden. Bij te snelle beweging zal de las
te smal zijn en kan slakmateriaal ingesloten raken, wat de lasnaad kan verzwakken. Na het
lassen zou de gestolde slaklaag op het lasoppervlak gemakkelijk verwijderd moeten kunnen
worden met een bikhamer. Zorg ervoor dat u oog- en gezichtsbescherming draagt tijdens de
verwijdering van de slaklaag van de lasnaad.
3.3.4 Parametertabel voor lassen met elektroden
Elektrodediameter (mm) Rutiel E6013 (A) Basisch E7018 (A)
1,6 30-60 30-55
2,0 50-70 50-80
2,5 60-100 80-110
3,25 80-150 90-140
4,0 100-200 125-210
5,0 150-290 200-260
6,0 200-385 220-340
7,0 280-410
3.3.5 Boogdynamiek
De ruwheid van de boog wordt beïnvloed door aan de ArcForce-knop te draaien om de
boogdynamiek in te stellen. De fabrieksinstelling voor alle elektrodetypes is nul. Als de
waarde ingesteld wordt op -9...-1, dan wordt de boog zachter, en de hoeveelheid spatten
neemt af wanneer wordt gelast aan het boveneinde van het aanbevolen stroombereik van de
elektrode. De boog wordt ruwer als de waarde wordt ingesteld op 1...9.
De waarde wordt tijdens instelling getoond op het rechterdisplay.
3.3.6 Hot start
HotStart verhoogt kortstondig de stroom voor de boogontsteking. Met zeer dunne
werkstukken is een hot start gewoonlijk niet nodig (hangt af van het elektrodetype).
De waarde van de hot start wordt gekozen tussen 0 en 10. Bij nul wordt HotStart
uitgeschakeld (no HotStart) en bij 10 wordt HotStartMax geselecteerd.
De fabrieksinstelling is 5.
De waarde wordt tijdens instelling getoond op het rechterdisplay.