Operation Manual
7
© Kemppi Oy / 1515
NL
Bij het verwisselen van de netkabel dient op het volgende gelet te worden:
De kabel wordt door een doorvoerring in de achterzijde van de machine gevoerd en met een
trekontlasting bevestigd (05). De fasen van de kabel worden aangesloten op L1, L2 and L3. De
aardleiding, groen/geel gekleurd wordt aangesloten op.
LET OP! Indien 5 aderige kabel wordt gebruikt. Indien een 5 aderige kabel wordt gebruikt, de nul
ader niet aansluiten.
In de hierna volgende tabel aangegeven waarden voor de zekeringen en de kabeldoorsneden zijn
in overéénstemming met een 100% belasting van de machine:
Nominale
spanning
Netspanningsbereik Zekeringen, traag Aansluitkabel *) mm²
KMS 300 400 V 3~ 360 V – 440 V 20 A 4 x 6.0 S
KMS 400 400 V 3~ 360 V – 440 V 25 A 4 x 6.0 S
KMS 500 400 V 3~ 360 V – 440 V 35 A 4 x 6.0 S
*) Kabels met een S-codering zijn voorzien van een groen/gele aardleiding.
2.4 Las- en werkstukkabels
Gebruik uitsluitend koperen kabels, snijvlak minstens:
FastMig 300 50 – 70 mm²
FastMig 400 70 – 90 mm²
FastMig 500 70 – 90 mm²
Onderstaande tabel laat het spanningsverlies zien van rubber geisoleerde koperen kabels, bij een
omgevingstemperatuur van 25 °C en een kabeltemperatuur van 85 °C.
Kabel Inschakelduur ED Spanningsverlies / 10 m
100 % 60 % 30 %
50 mm² 285 A 370 A 520 A 0,35 V / 100 A
70 mm² 355 A 460 A 650 A 0,25 V / 100 A
95 mm² 430 A 560 A 790 A 0,18 V / 100 A
Gebruik geen te dunne kabels: Dit om spanningsverlies en oververhitting te voorkomen.
Bevestig de klem van de werkstukkabel zorgvuldig, bij voorkeur direct op het te lassen werkstuk.
Het contact oppervlak van de klem moet altijd zo groot mogelijk zijn.
Reinig het oppervlak van verf en roest!