User manual
Stroomlaadstation gebruiken
11 / 20
3.2 Stroomlaadstation met laadkabel
Stroomlaadstation (uitvoeringsvoorbeeld)
Typische variant met laadkabel
[A]… status-led
[B]… houder voor laadstekker
[C]… behuizingsafdekking
[D]… houder voor laadkabel
Laadstekker/laadkabel opbergen
Als er geen laadcyclus wordt uitgevoerd kan de
laadstekker veilig worden opgeborgen door
deze in de houder [B] te steken.
De laadkabel kan opgerold in de houder [D]
worden gelegd.
Opmerking
Afhankelijk van de uitvoering van het stroom-
laadstation kan de houder afwijken van de
weergegeven vorm.
Laadcyclus starten
Status-led
► De laadkabel is niet
aangesloten op het voertuig.
Het stroomlaadstation moet bedrijfsklaar zijn, de status-led
knippert langzaam om de 3 seconden groen (“bedrijfslaar“).
► Steek de laadkabel nu in het
voertuig.
De status-led brandt permanent groen (“Gereed om te laden”).
Vanaf dit tijdstip kan het opladen van het voertuig worden ge-
start; de status-led knippert dan groen (“laadcyclus”).
Laadcyclus beëindigen
Het laden wordt beëindigd als de laadkabel wordt losgekoppeld van het voertuig. Details hierover vindt
u in de handleiding van de voertuigfabrikant.
► Haal de laadkabel uit het voertuig (“Wachten op loskoppelen”).
► Berg de laadkabel weer op in de daarvoor bestemde houder aan het apparaat.